Beleidskader "grensoverschrijdend gedrag"
Basis: Januari 2005 - Laatste aanpassing: maart 2015.
1. Situering
Grensoverschrijdend gedrag is een realiteit die we niet kunnen en willen negeren. Grensoverschrijdend gedrag kan voorkomen in alle situaties waar mensen zorg voor mekaar opnemen en lichamelijk met elkaar omgaan. Zowel in de thuissituatie, de partnerrelatie, de werksituatie, het openbaar leven, de hulpverleningssituatie en het leven van personen in een residentiële voorziening, kan grensoverschrijdend gedrag voorkomen. In elke hulpverleningssituatie en in elke pedagogische relatie is er per definitie sprake van machtsongelijkheid en andere vormen van asymmetrie.
Als voorziening en hulpverlener kan je met deze realiteit op heel verschillende wijze geconfronteerd worden. Het kan gaan om een melding van grensoverschrijdend gedrag als feit. Meestal is de situatie echter niet zo duidelijk en is er sprake van een vermoeden van grensoverschrijdend gedrag.
We gebruiken hier verder bewust het ruime begrip "grensoverschrijdend gedrag" omdat we van mening zijn dat grensoverschrijdend gedrag zich niet beperkt tot seksueel grensoverschrijdend gedrag. We hanteren desalniettemin heel wat tips die terug te vinden zijn in het Ethisch Advies nr. 2 van het Vlaams Welzijnsverbond over "hoe omgaan met vermoeden van seksueel grensoverschrijdend gedrag". (15 juni 2004).
Als zorg- en hulpverleners worden we in eerste instantie bij grensoverschrijdend gedrag aangesproken op onze hulpverleningsrelatie. Het discours van de hulpverlening verschilt grondig van dat van de justitiële aanpak, ook al zijn in de dagelijkse realiteit beide discours zeer nauw met elkaar verbonden. Bij de hulpverleningsrelatie staan de beleving, het vertrouwen en het proces van heling centraal. Binnen een juridische context spreken we over juridisch gedefinieerde feiten, slachtoffers en daders, en strafrechtelijke vervolging. Het lijkt ons zeer belangrijk om beide benaderingen niet met elkaar te vermengen.
Om het onderscheid tussen de logica van de justitiële aanpak en de logica van de zorg duidelijk te maken, pleiten wij voor het gebruik van twee duidelijk gescheiden termen. De term "seksueel misbruik" verwijst naar een juridisch begrip en een als een misdrijf omschreven feit. In het kader van het strafwetboek wordt hier verwezen naar "aanranding van de eerbaarheid en verkrachting, al dan niet met geweld" (art. 372-378 bis) en "bederf van de jeugd en prostitutie" (art. 379-382). Er is sprake van seksueel misbruik wanneer er (ook moreel) geweld of bedreiging werd gebruikt, wanneer er afwezigheid van toestemming is of wanneer juridisch geen toestemming kon gegeven worden. (minderjarigen beneden de leeftijd van 16 jaar) Inzake de mogelijke bestraffing zal bovendien nog rekening worden gehouden met leeftijdsfactoren en met verzwarende omstandigheden wanneer de dader een vertrouwensrelatie heeft met het slachtoffer.
De term "grensoverschrijdend gedrag" verwijst naar een hulpverleningscontext. Hiervoor hanteren we een ruime definitie: grensoverschrijdend gedrag is elke vorm van gedrag – verbaal of niet-verbaal, bewust of onbewust, komende van het personeel of andere medewerkers, de eventuele medebewoners, derden of familieleden – dat ervaren wordt door de cliënt en/of door anderen (hulpverlener en/of collega’s in teamverband) als negatief, ongewenst of gedwongen, onafhankelijk van de situatie, en ongeacht de tijd en de plaats."
Voor wat betreft de problematiek van grensoverschrijdend gedrag tussen medewerkers onderling, verwijzen wij naar het arbeidsreglement en zijn bijlagen, alsook naar de wet betreffende de bescherming tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk.
Voor wat betreft grensoverschrijdend gedrag van gebruikers naar medewerkers toe, verwijzen we naar de procedure zoals verwoord in ons Agressiebeleid.
2. Preventie
Hulp- en zorgverlening is in de eerste plaats een relationeel gebeuren, waarbij lichamelijkheid en affectiviteit een belangrijke rol spelen. Door het feit dat zorg lichamelijk is, is er bijna per definitie sprake van een mogelijke ambiguïteit. Elke lichamelijke zorg draagt het risico van grensoverschrijding in zich en dient dan ook gekaderd in een professionele basishouding die gericht is op het bieden van ontplooiingskansen voor de betrokken personen. We willen geen pleidooi houden voor een koude, afstandelijke en steriele zorg. In de lichamelijkheid gaat immers ook de grote kracht van de zorg schuil. Wel pleiten we voor openheid en bespreekbaarheid: in een open klimaat waar het positieve van de lichamelijke zorg ondersteund en benoemd kan worden, kunnen ook grenzen bespreekbaar gesteld worden en kan het risico op lichamelijke grensoverschrijding verminderen.
Ten opzichte van hulpverleners en hulpverleningsteams veronderstelt dit een open communicatief klimaat waarbij ook eigen omgangsvormen met cliënten voldoende besproken kunnen worden. Er is een risico daar waar bepaalde “lichamelijke omgangsvormen” met cliënten niet meer kunnen besproken worden in de context van intervisie of multidisciplinaire (team)bespreking. Uiteraard veronderstelt dit een voldoende openheid en maturiteit van begeleiders die zich kwetsbaar durven opstellen en de eigen waarden en normen in vraag durven stellen. Het is een opdracht van elke voorziening om dit klimaat te stimuleren en begeleiders hierbij te ondersteunen en te vormen waar nodig.
Ten opzichte van de cliënt is het belangrijk om in eerste instantie aandacht te hebben voor relationeel (seksuele) vorming. Idealiter en rekening houdend met hun beperkingen én hun mogelijkheden zal deze vorming gericht zijn op het begeleiden van mensen bij hun ontwikkeling tot volwassenen die in staat zijn om intimiteit en seksualiteit met anderen zinvol in hun leven te integreren. Binnen deze relationele vorming moet ook voldoende aandacht zijn voor weerbaarheidstraining.
Concreet:
3. Detecteren, signaleren en analyseren
Op basis van diagnostische signalen, gesprekken met cliënten, externe meldingen kan men geconfronteerd worden met een vermoeden van grensoverschrijdend gedrag. In eerste instantie moet daarbij de reactie bepaald worden vanuit de hulpverleningsrol die opgenomen wordt. Zijn zowel dader als slachtoffer cliënt van de voorziening, is het noodzakelijk deze hulpverleningsrol heel centraal te stellen. Ook wanneer de dader een personeelslid is van de voorziening, mag nooit uit het oog verloren worden dat de eerste aandacht dient uit te gaan naar de hulpverleningsrelatie ten opzichte van het slachtoffer. Uiteraard moet in deze laatste situatie voldoende rekening gehouden worden met de juridische consequenties, vermits ook een werkgeversrelatie en een mogelijke aansprakelijkheid van de voorziening mee een rol kunnen spelen. Het inschakelen van een juridisch deskundige is dan ook noodzakelijk gezien de complexiteit van deze problematiek.
Om de logica van de hulpverlening en die van de justitiële aanpak duidelijk van elkaar te onderscheiden worden twee verschillende personen aangeduid indien sprake is van een vermoeden van grensoverschrijdend gedrag dat juridisch als seksueel misbruik kan omschreven worden.
Enerzijds is er een meldingspersoon die volgens een in de voorziening afgesproken meldingstraject en rekening houdend met de wetgeving inzake beroepsgeheim en meldingsplicht, contact kan opnemen met de procureur des Konings en die dit dossier verder opvolgt. Dit is voor onze organisatie de directeur.
Anderzijds wordt een zorgcoördinator aangeduid die, indien het gaat om grensoverschrijdend gedrag bij een hulpvrager, de coördinatie van de hulpverleningsdimensie op zich kan nemen. Dit is voor deze organisatie: Griet Vanhuysse.
Het aanduiden van twee verschillende verantwoordelijken zorgt voor een onderscheid van beide rollen en biedt garanties dat in de confrontatie met grensoverschrijdend gedrag dat juridisch als seksueel misbruik omschreven kan worden, de hulpverleningsopdracht niet uit het oog verloren wordt.
Concreet:
Medewerkers die vermoedens hebben van grensoverschrijdend gedrag, in welke vorm dan ook, hanteren de procedures die binnen de organisatie gelden. Het detecteren, signaleren en analyseren gebeurt steeds in overleg:
4. Maatregelen met betrekking tot gepast reageren en communicatie hierover
Maatregelen
Indien er sprake is van (juridische) feiten, dan wordt steeds de directie ingeschakeld, die akte neemt van de problematiek en de betrokken actoren hoort. Naargelang de aard van de feiten, wordt dan geoordeeld welke de noodzakelijke verdere stappen zullen zijn. In elk geval wordt een schriftelijke neerslag gemaakt van de feiten en de gevolgen die eraan gegeven worden.
Communicatie
In verband met de communicatie van grensoverschrijdend gedrag (al dan niet juridisch te omschrijven als seksueel misbruik) moet in eerste instantie de aandacht gaan naar de veiligheid van het slachtoffer. Daarnaast pleiten we voor een open en correcte dialoog ten opzichte van ouders en familie en de andere bewoners, zonder dat we hierbij de juridische verplichtingen in verband met het onderzoeksgeheim mogen schenden. We dienen ook bijzondere aandacht te hebben voor de bepalingen met betrekking tot het respecteren van de privacy en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Indien het slachtoffer een cliënt van de voorziening is, moet voldoende aandacht gaan naar communicatie ten opzichte van de ouders van het slachtoffer. De hulpverleningsopdracht vormt immers de kern van de maatschappelijke opdracht van de voorziening. Uiteraard moet ook voldoende aandacht geschonken worden aan communicatie ten opzichte van ouders van andere cliënten, daarbij rekening houdend met de grenzen inzake geheimhouding van het onderzoek. Een concreet communicatieplan wordt in samenspraak met directie en ondersteuners opgemaakt en uitgevoerd.
De directie communiceert de feiten en het gevolg dat er aan gegeven wordt aan het Agentschap Jongerenwelzijn, volgens de procedure "Ernstige gebeurtenis".
Met betrekking tot de media wordt de communicatie toevertrouwd aan één persoon, aangeduid door de directie, die in noodsituaties kan teruggevallen worden op een draaiboek waarin de belangrijkste krachtlijnen in verband met het mededelen van informatie vastgelegd worden. Het belang van communicatie naar de bredere samenleving vanuit de voorziening is niet enkel een kwestie van imago. De verantwoordelijkheid van een voorziening beperkt zich niet tot de hulp aan eventuele daders of slachtoffers. De voorziening is ook verantwoordelijk voor de zorg voor andere bewoners, andere personeelsleden en voor potentiële slachtoffers in de ruimere samenleving. Alle betrokkenen zijn verantwoordelijk voor een communicatie die met zorgvuldigheid en respect gevoerd wordt en voldoende recht doet aan de complexe en dikwijls verwarrende situatie waarvoor de verantwoordelijken van een voorziening kunnen geplaatst worden.
Basis: Januari 2005 - Laatste aanpassing: maart 2015.
1. Situering
Grensoverschrijdend gedrag is een realiteit die we niet kunnen en willen negeren. Grensoverschrijdend gedrag kan voorkomen in alle situaties waar mensen zorg voor mekaar opnemen en lichamelijk met elkaar omgaan. Zowel in de thuissituatie, de partnerrelatie, de werksituatie, het openbaar leven, de hulpverleningssituatie en het leven van personen in een residentiële voorziening, kan grensoverschrijdend gedrag voorkomen. In elke hulpverleningssituatie en in elke pedagogische relatie is er per definitie sprake van machtsongelijkheid en andere vormen van asymmetrie.
Als voorziening en hulpverlener kan je met deze realiteit op heel verschillende wijze geconfronteerd worden. Het kan gaan om een melding van grensoverschrijdend gedrag als feit. Meestal is de situatie echter niet zo duidelijk en is er sprake van een vermoeden van grensoverschrijdend gedrag.
We gebruiken hier verder bewust het ruime begrip "grensoverschrijdend gedrag" omdat we van mening zijn dat grensoverschrijdend gedrag zich niet beperkt tot seksueel grensoverschrijdend gedrag. We hanteren desalniettemin heel wat tips die terug te vinden zijn in het Ethisch Advies nr. 2 van het Vlaams Welzijnsverbond over "hoe omgaan met vermoeden van seksueel grensoverschrijdend gedrag". (15 juni 2004).
Als zorg- en hulpverleners worden we in eerste instantie bij grensoverschrijdend gedrag aangesproken op onze hulpverleningsrelatie. Het discours van de hulpverlening verschilt grondig van dat van de justitiële aanpak, ook al zijn in de dagelijkse realiteit beide discours zeer nauw met elkaar verbonden. Bij de hulpverleningsrelatie staan de beleving, het vertrouwen en het proces van heling centraal. Binnen een juridische context spreken we over juridisch gedefinieerde feiten, slachtoffers en daders, en strafrechtelijke vervolging. Het lijkt ons zeer belangrijk om beide benaderingen niet met elkaar te vermengen.
Om het onderscheid tussen de logica van de justitiële aanpak en de logica van de zorg duidelijk te maken, pleiten wij voor het gebruik van twee duidelijk gescheiden termen. De term "seksueel misbruik" verwijst naar een juridisch begrip en een als een misdrijf omschreven feit. In het kader van het strafwetboek wordt hier verwezen naar "aanranding van de eerbaarheid en verkrachting, al dan niet met geweld" (art. 372-378 bis) en "bederf van de jeugd en prostitutie" (art. 379-382). Er is sprake van seksueel misbruik wanneer er (ook moreel) geweld of bedreiging werd gebruikt, wanneer er afwezigheid van toestemming is of wanneer juridisch geen toestemming kon gegeven worden. (minderjarigen beneden de leeftijd van 16 jaar) Inzake de mogelijke bestraffing zal bovendien nog rekening worden gehouden met leeftijdsfactoren en met verzwarende omstandigheden wanneer de dader een vertrouwensrelatie heeft met het slachtoffer.
De term "grensoverschrijdend gedrag" verwijst naar een hulpverleningscontext. Hiervoor hanteren we een ruime definitie: grensoverschrijdend gedrag is elke vorm van gedrag – verbaal of niet-verbaal, bewust of onbewust, komende van het personeel of andere medewerkers, de eventuele medebewoners, derden of familieleden – dat ervaren wordt door de cliënt en/of door anderen (hulpverlener en/of collega’s in teamverband) als negatief, ongewenst of gedwongen, onafhankelijk van de situatie, en ongeacht de tijd en de plaats."
Voor wat betreft de problematiek van grensoverschrijdend gedrag tussen medewerkers onderling, verwijzen wij naar het arbeidsreglement en zijn bijlagen, alsook naar de wet betreffende de bescherming tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk.
Voor wat betreft grensoverschrijdend gedrag van gebruikers naar medewerkers toe, verwijzen we naar de procedure zoals verwoord in ons Agressiebeleid.
2. Preventie
Hulp- en zorgverlening is in de eerste plaats een relationeel gebeuren, waarbij lichamelijkheid en affectiviteit een belangrijke rol spelen. Door het feit dat zorg lichamelijk is, is er bijna per definitie sprake van een mogelijke ambiguïteit. Elke lichamelijke zorg draagt het risico van grensoverschrijding in zich en dient dan ook gekaderd in een professionele basishouding die gericht is op het bieden van ontplooiingskansen voor de betrokken personen. We willen geen pleidooi houden voor een koude, afstandelijke en steriele zorg. In de lichamelijkheid gaat immers ook de grote kracht van de zorg schuil. Wel pleiten we voor openheid en bespreekbaarheid: in een open klimaat waar het positieve van de lichamelijke zorg ondersteund en benoemd kan worden, kunnen ook grenzen bespreekbaar gesteld worden en kan het risico op lichamelijke grensoverschrijding verminderen.
Ten opzichte van hulpverleners en hulpverleningsteams veronderstelt dit een open communicatief klimaat waarbij ook eigen omgangsvormen met cliënten voldoende besproken kunnen worden. Er is een risico daar waar bepaalde “lichamelijke omgangsvormen” met cliënten niet meer kunnen besproken worden in de context van intervisie of multidisciplinaire (team)bespreking. Uiteraard veronderstelt dit een voldoende openheid en maturiteit van begeleiders die zich kwetsbaar durven opstellen en de eigen waarden en normen in vraag durven stellen. Het is een opdracht van elke voorziening om dit klimaat te stimuleren en begeleiders hierbij te ondersteunen en te vormen waar nodig.
Ten opzichte van de cliënt is het belangrijk om in eerste instantie aandacht te hebben voor relationeel (seksuele) vorming. Idealiter en rekening houdend met hun beperkingen én hun mogelijkheden zal deze vorming gericht zijn op het begeleiden van mensen bij hun ontwikkeling tot volwassenen die in staat zijn om intimiteit en seksualiteit met anderen zinvol in hun leven te integreren. Binnen deze relationele vorming moet ook voldoende aandacht zijn voor weerbaarheidstraining.
Concreet:
- tijdens besprekingen (teams, contextteams,...) komt de thematiek van gezondheid, intimiteit en seksualiteit systematisch aan bod;
- aandachtsbegeleiders hebben aandacht voor signalen vanwege verblijvers en brengen dit systematisch ter sprake via de gekende mogelijkheden;
- in het VTO-beleid (meerjarenplanning) is ruimte voor vorming over grensoverschrijdend gedrag;
- relationele vorming voor verblijvers en gebruikers, individueel als in groep, is een item in de individuele handelingsplanning;
- de organisatie schaart zich achter de engagementsverklaring tegen geweld en misbruik zoals voorgesteld door het Vlaams Welzijnsverbond (maart 2014).
3. Detecteren, signaleren en analyseren
Op basis van diagnostische signalen, gesprekken met cliënten, externe meldingen kan men geconfronteerd worden met een vermoeden van grensoverschrijdend gedrag. In eerste instantie moet daarbij de reactie bepaald worden vanuit de hulpverleningsrol die opgenomen wordt. Zijn zowel dader als slachtoffer cliënt van de voorziening, is het noodzakelijk deze hulpverleningsrol heel centraal te stellen. Ook wanneer de dader een personeelslid is van de voorziening, mag nooit uit het oog verloren worden dat de eerste aandacht dient uit te gaan naar de hulpverleningsrelatie ten opzichte van het slachtoffer. Uiteraard moet in deze laatste situatie voldoende rekening gehouden worden met de juridische consequenties, vermits ook een werkgeversrelatie en een mogelijke aansprakelijkheid van de voorziening mee een rol kunnen spelen. Het inschakelen van een juridisch deskundige is dan ook noodzakelijk gezien de complexiteit van deze problematiek.
Om de logica van de hulpverlening en die van de justitiële aanpak duidelijk van elkaar te onderscheiden worden twee verschillende personen aangeduid indien sprake is van een vermoeden van grensoverschrijdend gedrag dat juridisch als seksueel misbruik kan omschreven worden.
Enerzijds is er een meldingspersoon die volgens een in de voorziening afgesproken meldingstraject en rekening houdend met de wetgeving inzake beroepsgeheim en meldingsplicht, contact kan opnemen met de procureur des Konings en die dit dossier verder opvolgt. Dit is voor onze organisatie de directeur.
Anderzijds wordt een zorgcoördinator aangeduid die, indien het gaat om grensoverschrijdend gedrag bij een hulpvrager, de coördinatie van de hulpverleningsdimensie op zich kan nemen. Dit is voor deze organisatie: Griet Vanhuysse.
Het aanduiden van twee verschillende verantwoordelijken zorgt voor een onderscheid van beide rollen en biedt garanties dat in de confrontatie met grensoverschrijdend gedrag dat juridisch als seksueel misbruik omschreven kan worden, de hulpverleningsopdracht niet uit het oog verloren wordt.
Concreet:
Medewerkers die vermoedens hebben van grensoverschrijdend gedrag, in welke vorm dan ook, hanteren de procedures die binnen de organisatie gelden. Het detecteren, signaleren en analyseren gebeurt steeds in overleg:
- in geval (van vermoedens) van grensoverschrijdend gedrag tussen gebruikers of verblijvers onderling: via overleg in begeleidersteams of contextteams, waarbij de nodige stappen besproken worden en schriftelijk worden vastgelegd in het individueel dossier en/of in het logboek.
- in geval (van vermoedens) van grensoverschrijdend gedrag in thuissituaties of door derden tav de gebruiker: idem hierboven.
- in geval (van vermoeden) van grensoverschrijdend gedrag door een medewerker/vrijwilliger tav de gebruiker: via overleg met de directie, of wanneer de directie zelf betrokken is, in overleg met de voorzitter van Jongerenzorg ZWVL vzw.
4. Maatregelen met betrekking tot gepast reageren en communicatie hierover
Maatregelen
Indien er sprake is van (juridische) feiten, dan wordt steeds de directie ingeschakeld, die akte neemt van de problematiek en de betrokken actoren hoort. Naargelang de aard van de feiten, wordt dan geoordeeld welke de noodzakelijke verdere stappen zullen zijn. In elk geval wordt een schriftelijke neerslag gemaakt van de feiten en de gevolgen die eraan gegeven worden.
- in geval (van vermoedens) van grensoverschrijdend gedrag tussen gebruikers of verblijvers onderling: via overleg in begeleidersteams of contextteams, waarbij de nodige stappen besproken worden en schriftelijk worden vastgelegd in het individueel dossier en/of in het logboek.
- in geval (van vermoedens) van grensoverschrijdend gedrag in thuissituaties of door derden tav de gebruiker: idem hierboven.
- in geval (van vermoeden) van grensoverschrijdend gedrag door een medewerker/vrijwilliger tav de gebruiker: via overleg met de directie, of wanneer de directie zelf betrokken is, in overleg met de voorzitter van Jongerenzorg ZWVL vzw. De maatregelen zoals voorzien in het arbeidsreglement dienen gevolgd te worden. Niet limitatieve lijst van voorbeelden: preventieve schorsing, onmiddellijk ontslag, enz...
Communicatie
In verband met de communicatie van grensoverschrijdend gedrag (al dan niet juridisch te omschrijven als seksueel misbruik) moet in eerste instantie de aandacht gaan naar de veiligheid van het slachtoffer. Daarnaast pleiten we voor een open en correcte dialoog ten opzichte van ouders en familie en de andere bewoners, zonder dat we hierbij de juridische verplichtingen in verband met het onderzoeksgeheim mogen schenden. We dienen ook bijzondere aandacht te hebben voor de bepalingen met betrekking tot het respecteren van de privacy en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Indien het slachtoffer een cliënt van de voorziening is, moet voldoende aandacht gaan naar communicatie ten opzichte van de ouders van het slachtoffer. De hulpverleningsopdracht vormt immers de kern van de maatschappelijke opdracht van de voorziening. Uiteraard moet ook voldoende aandacht geschonken worden aan communicatie ten opzichte van ouders van andere cliënten, daarbij rekening houdend met de grenzen inzake geheimhouding van het onderzoek. Een concreet communicatieplan wordt in samenspraak met directie en ondersteuners opgemaakt en uitgevoerd.
De directie communiceert de feiten en het gevolg dat er aan gegeven wordt aan het Agentschap Jongerenwelzijn, volgens de procedure "Ernstige gebeurtenis".
Met betrekking tot de media wordt de communicatie toevertrouwd aan één persoon, aangeduid door de directie, die in noodsituaties kan teruggevallen worden op een draaiboek waarin de belangrijkste krachtlijnen in verband met het mededelen van informatie vastgelegd worden. Het belang van communicatie naar de bredere samenleving vanuit de voorziening is niet enkel een kwestie van imago. De verantwoordelijkheid van een voorziening beperkt zich niet tot de hulp aan eventuele daders of slachtoffers. De voorziening is ook verantwoordelijk voor de zorg voor andere bewoners, andere personeelsleden en voor potentiële slachtoffers in de ruimere samenleving. Alle betrokkenen zijn verantwoordelijk voor een communicatie die met zorgvuldigheid en respect gevoerd wordt en voldoende recht doet aan de complexe en dikwijls verwarrende situatie waarvoor de verantwoordelijken van een voorziening kunnen geplaatst worden.